Heeft een spermadonor recht op omgang met “zijn kind”?
Twee vrouwen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan en wensten een kind te krijgen. Zij zijn in contact gekomen met een man die bereid was zijn sperma aan de vrouwen te doneren. Bij een van de vrouwen is via kunstmatige inseminatie een kind verwekt.
Na enige tijd wenst de man omgang met het kind. Hij voert daartoe aan dat hij zijn sperma alleen heeft gedoneerd onder de voorwaarde dat hij ook contact met het kind zou mogen hebben. Dit wordt door de moeders ontkend. Zij willen niet dat de man omgang zal hebben met het kind.
In de procedure wordt aangenomen dat enkel het biologisch vaderschap onvoldoende is om een recht op omgang te laten ontstaan. Nodig is dat er voldoende persoonlijke betrekkingen zijn tussen de man en het kind. De man voerde aan dat hij van de moeders informatie heeft gekregen tijdens de zwangerschap, dat hij op de hoogte is gesteld van de geboorte van het kind en dat hij op kraamvisite is geweest met een cadeau voor het kindje.
De Hoge Raad neemt uiteindelijk aan dat deze omstandigheden onvoldoende zijn om een nauwe persoonlijke betrekking te laten ontstaan. De Hoge Raad overweegt hierbij dat het nooit de bedoeling is geweest om een gezinsleven met de man te laten ontstaan. De man kan dan ook geen omgangsregeling afdwingen met zijn biologische dochter.
Heeft u vragen over de juridische gevolgen van bijvoorbeeld kunstmatige inseminatie, neemt u eens vrijblijvend contact op met onze familierechtadvocaten via 030 6032922 of info@vanasadvocaten.nl!