Buitengerechtelijke incassokosten
Tot 1 juli 2012 is er lange tijd discussie geweest over de wijze waarop buitengerechtelijke incassokosten werden berekend. Werden deze kosten niet te hoog berekend? Waren daar wel genoeg buitengerechtelijke werkzaamheden voor verricht? Etc. Met ingang van 1 juli 2012 zijn echter de leden 5 tot en met 7 van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek van kracht geworden, tezamen met het in lid 5 van dit artikel bedoelde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Op grond van artikel 6:96 lid 5 BW is in het Besluit de (maximale) hoogte van de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op een percentage van de verschuldigde hoofdsom. Dit lid bepaalt ook dat van deze regels niet ten nadele van een consument kan worden afgeweken. Volgens lid 6 is een consument de incassokosten pas verschuldigd indien hij, na het intreden van zijn verzuim (dus na het verstrijken van de overeengekomen betalingstermijn) onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling (dus het vermelden van het verschuldigd worden van incassokosten bij niet tijdige betaling) vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen (via de zo ook wel genaamde ‘veertiendagenbrief’). Het was toen nog wel de vraag of er na het verzenden van de veertiendagenbrief nog verdere incassohandelingen diende te worden verricht om aanspraak te kunnen maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
De Hoge Raad heeft deze vraag via haar arrest van 13 juni 2014 beantwoord op een prejudiciële vraag (een rechtsvraag van een rechter aan een hoger gerecht). Volgens de Hoge Raad moet artikel 6:96 lid 6 BW aldus worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten.
Dus in het kort: als u als schuldeiser na het verstrijken van de betaaltermijn een brief hebt gestuurd aan de consument-schuldenaar waarin u laatstgenoemde partij veertien dagen de tijd hebt gegeven om alsnog te betalen – met aanzegging dat bij gebreke daarvan buitenrechtelijke incassokosten verschuldigd worden – dan hebt u reeds dan recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
Het recht hebben op incassokosten en het daadwerkelijk incasseren daarvan kunnen overigens twee geheel verschillende zaken zijn. Mocht u te maken krijgen met een partij die uw facturen – ook na het verzenden van een ‘veertiendagenbrief ‘ – onbetaald laat, dan kunt u zich wenden tot mr. R.P.E. Halfens die veel ervaring heeft met het incasseren van vorderingen.