Nieuwe vennoot VOF aansprakelijk voor oude schulden?

Is een nieuwe vennoot van een V.O.F. aansprakelijk voor schulden die stammen van voor zijn toetreding? De rechter van de rechtbank Overijssel heeft zich over deze vraag gebogen en heeft op 19 februari jl. uitspraak gedaan.

Feiten

X is op 19 oktober 2011 toegetreden tot de v.o.f. Adviesgroep A (hierna te noemen: ‘De VOF’). De VOF betrof een assurantietussenpersoon. Op 10 augustus 2012 is De VOF voortgezet door Y (als eenmanszaak). In 2005 en 2006 heeft De VOF werkzaamheden voor Z verricht. In 2010 heeft De VOF wederom werkzaamheden voor Z verricht. Z heeft een aantal bedragen aan De VOF overgemaakt, welke bedragen De VOF weer diende door te storten naar de betreffende verzekeraar. De VOF heeft de door haar van Z ontvangen bedragen niet naar de betreffende verzekeraar doorgestort.

Vordering

Z stelt dat De VOF toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst tussen Z en De VOF (wanprestatie) en vordert onder andere terugbetaling van de door haar aan De VOF overgemaakte bedragen. Z heeft de vordering ingesteld tegen X. X verweert zich door te stellen dat hij niet aansprakelijk is voor schulden van De VOF ontstaan voor zijn toetreding.

Oordeel rechter

Artikel 18 van het Wetboek van Koophandel bepaalt dat elke vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de v.o.f.

Echter, zo oordeelt de rechter, betekent dat niet dat een toetredende vennoot per definitie aansprakelijk is voor alle schulden van de v.o.f. De rechter verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2013 (welke kwestie zag op een maatschap), waarin de Hoge Raad oordeelde dat: “Degene die maat is op het tijdstip dat de in art. 7:407 lid 2 BW bedoelde opdracht is aanvaard, is in beginsel op grond van die bepaling voor het geheel aansprakelijk ter zake van een tekortkoming in de nakoming daarvan. Degene die maat is op het tijdstip dat de betrokken schuld van de maatschap ontstaat, is daarvoor voor een gelijk deel aansprakelijk op grond van art. 7A:1679-1681 BW. Anders dan het hof tot uitgangspunt heeft genomen, vallen geen nadere eisen te stellen voor persoonlijke aansprakelijkheid van de maten. In het geval van [verweerder 5] is derhalve voor persoonlijke aansprakelijkheid reeds voldoende dat hij in 2000 als maat is toegetreden tot de maatschap, na welk tijdstip een deel van de door [eiseres] gestelde schulden is ontstaan, en in het geval van [verweerder 4] dat hij maat was toen de opdrachten door de maatschap werden aanvaard of toen de door [eiseres] gestelde schulden zijn ontstaan.

Uit de uitspraak van de Hoge Raad leidt de rechter af: “(…) dat de Hoge Raad voor persoonlijke aansprakelijkheid van een vennoot voldoende vindt: 1) dat na toetreding van de vennoot een deel van de (gestelde) schuld is ontstaan, of 2) dat na toetreding van de vennoot de opdracht is aanvaard. Of de vennoot persoonlijk iets met de opdracht te maken heeft gehad, is niet van belang.

Nu X (a) geen vennoot was van De VOF ten tijde van de door Z gegeven opdrachten en (b) de schuld niet is ontstaan toen X vennoot van De VOF was, is X niet aansprakelijk voor de door Z gestelde wanprestatie. De vordering van Z wordt afgewezen. Dat de schade later is ontstaan, is volgens de rechter niet relevant. Het gaat om het moment van het ontstaan van de schuld.

Klik hier voor de hele uitspraak.

Let op!

In de rechtspraak bestaat echter geen consensus over voornoemd onderwerp. Indien u toetreder bent van een v.o.f. dan wel een (rechts)persoon treedt toe tot uw v.o.f., zorg er dan voor dat uw rechtspositie zoveel als mogelijk is beschermd. Dat kan door een en ander op te nemen in het vennootschapscontract. Immers, een v.o.f. betreft een samenwerking tussen partijen welke (voor een groot deel) wordt vorm gegeven door het vennootschapscontract.