Geen alimentatieverplichting na extreme gedragingen (ex)partner?
Op dit moment geldt als grondslag voor partneralimentatie de lotsverbondenheid die tussen de ex-echtgenoten ook na een echtscheiding voortduurt. Het kan voorkomen dat de partneralimentatiegerechtigde zich zodanig kwetsend en grievend gedraagt tegenover de partneralimentatieplichtige dat deze lotsverbondenheid komt te vervallen. Dit brengt met zich mee dat de partneralimentatieplichtige nimmer meer partneralimentatie aan deze ex-echtgenoot behoeft te betalen. Maar wanneer is sprake van zodanig kwetsend en grievend gedrag?
Het uitgangspunt is dat terughoudendheid betracht dient te worden bij het aannemen van zulk gedrag oftewel bij het oordeel dat de lotsverbondenheid is komen te vervallen, dit mede gelet op het onherroepelijke karakter ervan. Bovendien is het niet ongebruikelijk dat een echtscheiding gepaard gaat met de nodige emoties en is niet iedere vorm van grievend gedrag aanleiding om lotsverbondenheid te verbreken.
In de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:6321) oordeelde het hof dat “de geschetste gedragingen van de vrouw zodanig van aard zijn dat daarmee de lotsverbondenheid tussen partijen is komen te vervallen.” De vrouw had ’s nachts insuline ingespoten bij haar overspelige man, terwijl hij geen insuline nodig had. Hierdoor moest de man met spoed naar het ziekenhuis. De vrouw had weliswaar zelf de ambulance gebeld, maar zij had geen mededelingen gedaan dat zij insuline had ingespoten.
Het hof overweegt als volgt:
“Dat de beweegredenen van de vrouw waren gericht, zoals zij stelt, op het enkele versuffen van de man en zij geen oogmerk had op het doden van de man en zij op enig moment de ambulance heeft gebeld, maakt dit niet anders. Dit geldt in dezen eveneens voor de fysieke en mentale gesteldheid van de vrouw in combinatie met de buitenechtelijke relatie van de man zoals door haar gesteld. In dit kader volgt het of de bevindingen van de forensisch psycholoog zoals die uit het strafvonnis blijken. Het hof neemt derhalve aan dat bij de vrouw sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en zij de feiten enerzijds heeft gepleegd ter vergelding van het vreemdgaan van de man en de vernederingen die hiermee gepaard gingen, maar ook uit een onvermogen om te gaan met gevoelens van tekortschieten, van faalangst en de angst om te verliezen. Niettemin is het hof van oordeel dat een dergelijke aantasting van de lichamelijke integriteit van de man tijdens zijn slaap en daardoor onwetend en weerloos binnen de intimiteit van een slaapkamer door de vrouw zodanig ernstig is dat daardoor van de man in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Dat de man pas later aangifte heeft gedaan en/of nadien nog het bed met haar zou hebben gedeeld, doet daaraan niet af. Het hof acht het niet onbegrijpelijk, zoals de man stelt, dat de gebeurtenissen pas op een later moment bij de man zijn doorgedrongen en dat hij – zoals hij heeft aangegeven – aanvankelijk niet heeft willen geloven dat de vrouw degene was die hem welbewust met insuline had geïnjecteerd en hem door dusdanig te handelen, heeft blootgesteld aan een levensbedreigende situatie en/of het oplopen van (blijvend) lichamelijk letsel.”
In deze zaak werd het vervallen van de lotsverbondenheid aangenomen en kon aldus betaling van een uitkering tot levensonderhoud in redelijkheid niet van de man gevergd worden. Het kan ook voorkomen dat er sprake is van zodanig grievend gedrag dat de partneralimentatie gematigd wordt in plaats van beëindigd.
Mocht een (v)echtscheiding geheel uit de hand lopen, dan kan bezien worden of er wellicht sprake is van het vervallen van de lotsverbondenheid. Mocht u vragen hebben over (partner)alimentatie, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor en kunnen wij u nader informeren.
Eva Zaunbrecher-Boschloo, advocaat