Eigendomsvoorbehoud vs. Natrekking
Stelt u zich voor dat u eigenaar bent van een bedrijf dat lichtinstallaties levert ten behoeve van discotheken. U levert een installatie aan een klant die eigenaar is van een onroerende zaak waarin hij discotheek heeft gevestigd. De klant heeft een deel aanbetaald en een deel gaat betaald worden als de installatie naar behoren werkt. De installatie werkt naar behoren, maar betaling blijft uit. U bent niet voor één gat te vangen want u heeft geleverd onder eigendomsvoorbehoud, inhoudende dat zolang door de klant nog niet volledig is betaald de installatie uw eigendom blijft.
U staat op de stoep van de discotheek om de installatie te verwijderen en dan zegt uw klant dat hij eigenaar is geworden van de installatie, omdat een discotheek zonder lichtinstallatie geen discotheek is. Uw installatie zou bestanddeel zijn geworden van de discotheek ten koste van uw eigendomsrecht. Uw klant beroept zich op artikel 4 lid 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek: ‘Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die zaak’. Het voorgaande wordt ook wel natrekking genoemd. Een discotheek zonder lichtinstallatie is geen discotheek. Het kan dus zijn dat u uw lichtinstallatie kwijt bent. Dat is pech voor u als leverancier, maar een geluk voor de eigenaar van de discotheek. Ondanks dat hij niet heeft betaald blijft de lichtinstallatie in de discotheek en moet u maar zien dat u uw vordering betaald krijgt.
Het bovenstaande wordt echter wat ingewikkelder indien het gebouw waarin de discotheek is gevestigd, oorspronkelijk niet als discotheek is bestemd, maar bijvoorbeeld een gewone bedrijfshal was. Een bedrijfshal kan uitstekend functioneren zonder de lichtinstallatie. In dat geval zou het kunnen zijn dat uw lichtinstallatie geen bestanddeel is geworden van het gebouw en kunt u de lichtinstallatie op grond van uw eigendomsvoorbehoud verwijderen of, indien u dat onmogelijk wordt gemaakt door uw klant, op basis van een vonnis van de rechter.
Het is niet altijd makkelijk om te bepalen of een installatie deel is gaan uitmaken van een gebouw.
Het gerechtshof in Leeuwarden moest zich in september 2014 (zoek via Google op ECL:NL:GHARL:2014:6958) buigen over de vraag of een beluchtings- sproei- en belichtingsinstallatie, aangebracht in een bestaand gebouw, deel zou zijn gaan uitmaken van een gebouw, in dit geval een kas. De installatie was nodig voor het kweken van orchideeën. Is de kas niet te gebruiken zonder de installatie, en dus voor het kweken van ieder gewas ongeschikt, dan is dit een aanwijzing dat de kas niet compleet is zonder de vorenbedoelde installatie. Is de kas echter zonder die installatie te gebruiken voor het kweken van gewassen, maar later specifiek aangebracht voor het kweken van orchideeën, dan ligt daar een aanwijzing dat de kas goed te gebruiken is zonder die installatie en is deze geen bestanddeel geworden van de kas. De leverancier zou de installatie uit de kas kunnen verwijderen indien hij daartoe gerechtigd is.
Hoe het is afgelopen is nog niet bekend. Alvorens te oordelen dient eerst een deskundige de vraag te beantwoorden of de kas ook zonder installatie als kas kan worden gebruikt.
Zowel voor de eigenaar van een gebouw als voor een leverancier is het van belang te weten of ets een bestanddeel is geworden van een gebouw. Natrekking, pech of geluk, het is maar net aan welke kant u staat.
Meer weten, benader mij gerust.
Henk Kompagne, advocaat