De OM-strafbeschikking

Het openbaar ministerie (officier van justitie) kan een strafbeschikking uitvaardigen indien het strafbare feit een overtreding betreft of een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar. De begrenzingen van de bevoegdheid om een strafbeschikking uit te vaardigen zijn daarmee gelijkgesteld aan de grenzen die bij de transactie gelden zoals voorzien in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

De tendens is duidelijk. Van oorsprong was het aan de rechter om bij overtredingen en misdrijven straffen op te leggen. Met de strafbeschikking heeft het openbaar ministerie een deel van deze bevoegdheden overgenomen.

Bezwaar is wel dat met de strafbeschikking strafvorderlijke taken als leiding geven aan het opsporingsonderzoek, de vervolging, de bestraffing en de executie van de opgelegde straf in één hand komen te liggen. Oftewel: “ het OM keurt zijn eigen vlees”.

Realiteit is echter dat bij de bestuurlijke boete (ook) het bestuursorgaan leiding geeft aan het inleidend onderzoek, de overtreder bestraft en die straf ten uitvoer legt.

Als bij een transactievoorstel aan de transactievoorwaarden werd voldaan was strafvervolging en daarmee bestraffing juist uitgesloten. Bij een transactie werd het feit dus niet “bestraft”. Het aanvaarden van een transactie had slechts tot gevolg het voorkomen van strafvervolging en hield-juridisch- niet in het bekennen van schuld.

De strafbeschikking is echter een daad van vervolging en kan een bestraffing opleveren die op een vaststelling van schuld aan een strafbaar feit gebaseerd is. Een strafbeschikking kan dus niet worden opgelegd als niet vastgesteld kan worden dat een persoon het strafbare feit heeft begaan.

Als gezegd is de strafbeschikking op de vaststelling van schuld gebaseerd. Als dus in een strafbeschikking wordt berust kan achteraf niet meer met de bewering worden gekomen dat de schuld niet is vastgesteld.

De officier van justitie kan met de strafbeschikking de navolgende straffen opleggen:

  • Taakstraf van ten hoogste 180 uur
  • Geldboete
  • De maatregel onttrekking aan het verkeer
  • De verplichting tot betaling van schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer
  • Ontzegging van bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor ten hoogste 6 maanden.

Voorts kan de strafbeschikking aanwijzingen bevatten, waaraan de verdachte moet voldoen. Wat die aanwijzingen kunnen inhouden is bij de wet bepaald (artikel 257a,lid 3 van het Wetboek van Strafrecht).

In bepaalde bij de wet voorziene gevallen dient de verdachte –voorafgaand aan het opleggen van de strafbeschikking- door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht heeft niets te maken met de aard van het delict maar met de soort en/of de zwaarte van de op te leggen straf.

Van het horen wordt een schriftelijk verslag opgemaakt. Als de strafbeschikking afwijkt van de door de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten worden de redenen die tot het afwijken hebben geleid aan het verslag toegevoegd.

In het geval de bestrafte het niet met de opgelegde strafbeschikking eens is dan kan binnen 14 dagen verzet worden ingesteld. Voornoemde termijn voor verzet gaat lopen nadat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit blijkt dat de bestrafte bekend is met de strafbeschikking.

Voor lichte overtredingen gelden andere regels betreffende de eis van het zich voordoen van de omstandigheid dat de bestrafte bekend is met de strafbeschikking.

Verzet kan worden gedaan door:

  • De bestrafte in persoon
  • Een bepaald gevolmachtigde raadsman
  • In persoon door een bijzondere volmacht schriftelijk gevolmachtigde.

Het verzet kan worden gedaan bij het in de strafbeschikking opgegeven arrondissementsparket. Wordt het mondeling verzet door de bestrafte bij een ander arrondissementsparket ingesteld dan geldt een zogenaamde doorzendplicht.

Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling plaats. In het geval de bestrafte na het doen van verzet opgeroepen wordt voor een terechtzitting wordt de zaak verder behandeld als een “gewone” strafzaak. Bij de zitting kan een hogere sanctie worden gevorderd wanneer bij die gelegenheid geen inhoudelijk verweer wordt gevoerd en er redenen zijn  om aan te nemen dat het ingesteld verzet uitstel van executie tot doel heeft.

Voor vragen en/of advies ben ik u graag van dienst.

mr. Bram van Roo, advocaat