Recht op vergoeding als uitgesloten vermogen is gebruik voor gezinsconsumptie?

In de rechtspraak bestaat er geen eenduidigheid over de vraag of een vergoedingsrecht op de huwelijksgemeenschap ontstaat indien onder uitsluitingsclausule verkregen gelden op een gezamenlijke rekening zijn gestort en de gelden vervolgens zijn verteerd door consumptie.

Onlangs heeft het Hof Den Haag hierover een uitspraak gedaan op 11 oktober 2017 (GHDHA:2017:3780). Naar aanleiding van hun echtscheiding twisten de man en de vrouw over de vraag of de man een vergoedingsrecht heeft op de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap omdat hij van zijn ouders € 148.000 onder een uitsluitingsclausule heeft geërfd. Volgens het Hof heeft de man in beginsel een vergoedingsrecht van € 148.000. De rechtsvraag is of de man zijn vergoedingsrecht kan effectueren of dat er feiten en omstandigheden zijn gesteld die zich ertegen verzetten dat de man zijn vergoedingsrecht kan verzilveren. De vrouw heeft enkel gesteld dat het geld ten behoeve van beiden maar ook ten behoeve van de man alleen is verteerd, maar dat dit niet meer te achterhalen valt. Het Hof kan zulks dan ook niet meer vaststellen. In het geval de gelden zijn verteerd door consumptieve uitgaven betekent dat in beginsel nog niet dat de man zijn vergoedingsrecht niet kan verzilveren. De onderhavige gemeenschap bevat nog voldoende activa waaruit de vergoedingsvordering kan worden voldaan. Door de vrouw zijn ook geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen zou verzetten dat de man zijn recht jegens de gemeenschap zou effectueren. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een situatie dat de man gezegd zou hebben dat hij bepaalde uitgaven ten laste van zijn erfenis zou hebben gebracht zonder dat hij aanspraak zou maken op een vergoedingsrecht of dat de echtgenoten het eens waren over het doen van uitgaven die zij zonder de erfenis niet zouden hebben gemaakt. Het Hof is van oordeel dat de man zijn vergoedingsrecht kan effectueren. 

Op 17 april 2018 heeft ook het Hof Arnhem-Leeuwarden (GHARL:2018:3767) zich over een soortgelijke kwestie gebogen. In deze casus ging het om een vrouw die geld had geërfd van haar Australische peetoom. Zowel de rechtbank als het Hof zijn het erover eens dat het geld was geërfd met een uitsluitingsclausule. De vrouw heeft een deel van het geld overgeboekt naar een bankrekening die behoort tot de huwelijksgemeenschap van de man en de vrouw. Volgens de man is dit geld besteed aan de kosten voor de huishouding. Het Hof is met de vrouw van oordeel dat de kosten van de huishouding in dit geval, indien de inkomens ontoereikend waren, van het gemene vermogen hadden moeten worden voldaan. De man heeft erkend dat er voldoende gemeen vermogen aanwezig was. Er bestond dan ook geen noodzaak om het privévermogen van de vrouw voor de kosten van de huishouding aan te wenden. Dit betekent dat de vrouw een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft ter grootte van de door haar bijgedragen gelden.

In mijn praktijk merk ik dat er steeds meer vragen komen over uitgesloten vermogen dat voor consumptie is gebruikt. Bovenstaande uitspraken geven in ieder geval een handvat voor de beantwoording van voornoemde vragen.

Mocht u vragen hebben over de gevolgen van een verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap bij echtscheiding dan kunt u terecht bij een van de familierecht advocaten/mediators van Van As.

mr. F.T. (Fiona) van Bentum