Recht op thuiswerken?

De Eerste Kamer heeft deze week ingestemd met een aantal wijzigingen van de Wet aanpassing arbeidsduur, waardoor werknemers voortaan het recht hebben om thuis te werken en om hun werktijden flexibel vast te stellen.

Aan artikel 1 van de genoemde Wet aanpassing arbeidsduur worden drie nieuwe onderdelen toegevoegd:

(c) arbeidsduur: het aantal overeengekomen uren waaruit een werkweek of een anderszins overeengekomen werkperiode van de werknemer bestaat;

(d) arbeidsplaats: iedere overeengekomen plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt door de werknemer;

(e) werktijd: de overeengekomen tijdstippen op een werkdag of een anderszins overeengekomen tijdvak waarop de werknemer werkzaam is.

De werknemer kan de werkgever verzoeken om aanpassing van de uit zijn arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling voortvloeiende arbeidsduur, arbeidsplaats of werktijd, indien hij of zij ten minste 26 weken voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang van die aanpassing in dienst is bij die werkgever. Dit verzoek dient ten minste twee maanden vóór het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing schriftelijk bij de werkgever ingediend te worden, onder opgave van het tijdstip van ingang, alsmede van (a) de gewenste omvang van de aanpassing van de arbeidsduur, (b) de gewenste arbeidsplaats, of (c) de gewenste spreiding van de werktijd.

De werkgever dient vervolgens te overleggen met de werknemer over zijn of haar verzoek en de beslissing schriftelijk kenbaar te maken. Bij afwijzing van het verzoek dient dit onder schriftelijke opgave van redenen te worden medegedeeld aan de werknemer.

Het verzoek van de werknemer om aanpassing van de arbeidsduur of de werktijd dient ingewilligd te worden, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

Het verzoek van de werknemer om aanpassing van de arbeidsplaats dient overwogen te worden door de werkgever en in het geval van afwijzing van dit verzoek dient de werkgever daarover te overleggen met de werknemer.

Werkgevers dienen er voor te waken dat er tijdig wordt beslist op een verzoek. Indien de werkgever niet een maand voor het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing op het verzoek heeft beslist, wordt de arbeidsduur, de arbeidsplaats of de werktijd aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer.

Dit artikel is overigens niet van toepassing op werkgevers met minder dan 10 werknemers. Deze dienen een regeling te treffen met betrekking tot het recht van de werknemers op aanpassing van de arbeidsduur.

Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen.