Die wet creëerde vechtscheidingen?

Zaterdag 23 november 2013 verscheen een artikel in het NRC Handelsblad met als titel “Die wet creëerde vechtscheidingen.” In dit artikel betogen de schrijfsters, een oud kinderrechter en een pedagoog/psycholoog, dat de “Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding” vechtscheidingen in de hand heeft gewerkt. Betoogd wordt om meteen na de scheiding de oude zorgverdeling voor een jaar te handhaven. Is het realistisch om dit voorstel in te voeren in de echtscheidingspraktijk?

De laatste jaren is de positie van de man na scheiding aanzienlijk verbeterd. Sinds 1998 houden beide ouders na echtscheiding automatisch het gezag (voorheen was dat alleen de moeder). Per 1 maart 2009 is in de wet het recht op gelijkwaardig ouderschap opgenomen. Ouders dienen bij de echtscheiding samen een ouderschapsplan op te stellen, waarin de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is opgenomen.

In het artikel wordt uitgelegd dat ouders vlak na een scheiding nog zo vol emotie zitten, dat het heel moeilijk is om zich te schikken in de rol van collega-ouders. Vanuit de ex-partnerrol belanden ouders nog weleens in een strijd over de kinderen. Vechten voor het kind, wordt door de schrijvers als een kwalijke zaak gezien. Ouders zouden in het belang van hun kind vrede moeten stichten.

Om alle betrokkenen na een turbulente scheidingstijd even wat rust te geven, zou de situatie volgens de schrijvers het eerste jaar na de scheiding moeten blijven zoals hij was: het kind blijft in zijn eigen huis en op zijn eigen school. Beide ouders moeten in staat zijn om hun kernkwaliteiten in de opvoeding te benutten. Juristen en gedragswetenschappers moeten de handen ineen slaan om dit te realiseren.
Is dit haalbaar en wenselijk?

In onze praktijken zien wij regelmatig dat ouders het lastig vinden om de transformatie van ex-partners naar collega-ouders te maken. Het ouderschapsplan helpt hen om met elkaar te overleggen over mogelijke twistpunten in de toekomst. Hier ligt ook een rol voor de advocaat/mediator om de ouders te begeleiden in dit traject. Ouders kiezen dan samen vaak al voor een zorgregeling die aansluit bij de situatie tijdens het huwelijk.

Natuurlijk zijn er gevallen bekend, waarbij het ouders niet is gelukt om samen een ouderschapsplan op te stellen. Zij verschillen dan van mening over de invulling, maar meestal de uitvoering, van een zorgregeling. Een van de ouders verzoekt dan de rechter om een duidelijke zorgverdeling uit te spreken, zodat de ouders daarop terug kunnen vallen en er geen discussies meer plaats hoeven te vinden.

Ook de rechter kijkt in dergelijke procedures vaak naar de situatie tijdens het huwelijk. De kinderen kunnen niets aan de scheiding doen en zij moeten hier zo min mogelijk hinder van ondervinden. De rechter heeft vervolgens de vrijheid om een zorgregeling in het belang van het kind uit te spreken.

In de praktijk lijkt het dan ook niet verkeerd om na de scheiding aansluiting te zoeken bij de situatie tijdens het huwelijk. Sterker nog: in onze praktijken gebeurt dit al veelvuldig.

De vraag is dan of het wenselijk is om ouders hiertoe te kunnen dwingen. Dat lijkt mij niet. Naar mijn mening gaan de schrijvers voorbij aan het feit dat de situatie na scheiding wezenlijk anders is dan de situatie tijdens de relatie. Twee huishoudens zijn immers duurder dan één. Moeder zal soms meer moeten gaan werken om rond te kunnen komen. Er is dan meer oppas nodig. Vader komt er door de scheiding achter dat hij te veel van zijn kinderen heeft gemist en wil er meer zijn. Partijen kunnen niet meer samen onder één dak wonen en drie huizen zijn niet te betalen. De echtelijke woning zal dan moeten worden verkocht, de kinderen moeten verhuizen en mogelijk van school wisselen.

Het lijkt mij dan ook praktisch niet haalbaar om de zorgverdeling van voor de scheiding altijd leidraad te laten zijn. Bovendien zal dit er mogelijk toe leiden dat de man (die in de meeste gevallen nog kostwinner is) weer gereduceerd wordt tot weekendvader. Dat wilden we juist met z’n allen niet meer.

Verder blijkt uit het artikel niet dat is onderzocht of de Wet bevordering ouderschap de reden is geweest voor de toename aan vechtscheidingen. Niet uit de sluiten is dat andere factoren (bijvoorbeeld de crisis of veranderde maatschappelijke normen) de oorzaak zijn van deze toename.

Naar mijn mening heeft de Wet de laatste jaren de positie van vaders aanzienlijk verbeterd. Het aantal omgangsprocedures in onze praktijken is afgenomen.
Natuurlijk zijn er situaties waarin ouders zo vechten dat dit leidt tot verschrikkelijke taferelen. Mijns inziens is dit niet te voorkomen met een afkoelperiode van een jaar. Deze ouders moeten begeleid worden in de transformatie van hun rol en zij moeten met elkaar leren communiceren. Dat is de basis voor een goede toekomst als collega ouders, ook als deze nabije toekomst afwijkt van de situatie tijdens het huwelijk.

Indien u vragen heeft over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken na de verbreking van uw relatie, kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met de familierechtadvocaten van Van As advocaten.

Mr. Martine Gruiters, gespecialiseerd familierechtadvocaat.