Uitstel handhaving ‘ZZP-wet’ (wet DBA)

Eindelijk is het tot de Tweede Kamer doorgedrongen: het schrappen van de VAR-verklaring leek zo eenvoudig, maar de praktijk is weerbarstig. Dat heeft Staatssecretaris Wiebes van Financiën afgelopen vrijdag doen besluiten om de aangekondigde handhaving (in beginsel) op te schorten tot 1 januari 2018 (in plaats van 1 mei 2017).

De knelpunten zijn:

  1. Opdrachtgevers zijn terughoudend in het inhuren van ZZP’ers.
  2. Het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking sluit niet overal aan bij de praktijk.
  3. Opdrachtgevers ervaren de arbeidswetgeving als knellend.

De modelovereenkomsten bieden voor diverse opdrachtgevers niet die zekerheid die gewenst is om een ZZP’er aan de slag te laten gaan. Hoewel de overeenkomsten op papier duidelijk lijken te zijn, zijn er in de praktijk teveel “grijze gebieden”. Dat moet worden opgelost om te voorkomen dat ZZP’ers geen opdrachten meer krijgen.

De extra tijd zal worden gebruikt om met name de begrippen “gezag” en “vrije vervanging” kunnen worden aangepast aan de moderne tijd, om ervoor te zorgen dat de onderverdeling in aard van werk en de wijze waarop het wordt uitgevoerd, ook daadwerkelijk overeenstemt met de praktijk.

Daarnaast zal worden gekeken of voor specifieke branches (omroep media kunst en cultuur) de aangescherpte ketenregeling in het arbeidsrecht kan worden opgerekt, om zo in de branches waar vooral opdrachtgewijs wordt gewerkt meer flexibiliteit te creëren.

Betekent uitstel dan ook afstel? Nee, dit betekent alleen dat opdrachtgevers en ZZP’ers nog niet te maken krijgen met boete of naheffing. Medio 2017 zullen de ontwikkelingen verder worden bekeken en worden bezien of nadere opschorting van de handhaving noodzakelijk is.

Let op! Waar het gaat om oneerlijke concurrentie (kwaadwillendheid), zal de handhaving wel per 1 mei 2017 worden gestart. Kwaadwillend is de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast).