Follow up: vader eist voor de rechter chemokuur voor zijn zoon met tumor (toestemmingsvereiste WGBO)

Enige tijd geleden verscheen op deze site een artikel over de 12 jarige David. Hij is ernstig ziek. Zijn vader eist dat medische behandeling voor hem wordt voortgezet. David zelf weigert, net als zijn moeder. De ouders van David zijn gescheiden en kunnen niet op een lijn komen over wat het beste is voor hun zoon. De moeder ziet geen heil in het voorzetten van de medische behandeling en pleit voor behandeling in het alternatieve circuit. Omdat de moeder al langere tijd niet wil meewerken aan de medische behandeling, is David onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdij instelling.

David is afgelopen december bestraald, maar heeft nu een aansluitende chemokuur nodig. Deze behandeling weigert David, maar de behandeling is volgens de artsen wél noodzakelijk.

Een psychiater heeft David onderzocht en acht hem in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen. Het is daarom dat de gezinsvoogd zich aansluit bij het oordeel van de psychiater.

De vader heeft de gezinsvoogdij instelling afgelopen mei voor de rechter gedaagd om te bewerken dat er vervangende toestemming wordt gegeven voor het voortzetten van de medische behandeling van David.

De kort gedingrechter wees de eis van vader af, omdat David volgens een psychiatrisch onderzoek “100 procent wilsbekwaam” zou zijn. Omdat David zijn eigen belangen op “redelijke” wijze kan overzien, was zijn grondwettelijke recht op zelfbeschikking over zijn lichaam doorslaggevend voor de kortgedingrechter.

Vader is tegen deze uitspraak in hoger beroep opgekomen. Het gerechtshof in Amsterdam oordeelde pas geleden dat de vader te weinig heeft aangevoerd om het oordeel over de wilsbekwaamheid van David in twijfel te trekken. De kinderpsychiater heeft “redelijk handelend en redelijk bekwaam” opgetreden, denkt het Hof. 

De beoordeling van de psychiater is dus leidend in deze zaak. Maar kan een ernstig ziek kind van 12 jaar zelfstandig besluiten of hij wil stoppen of door wil gaan met een behandeling die zijn leven kan redden? En kan dat van een jongen worden verwacht die klem zit tussen twee gescheiden ouders die elkaar bevechten? Hier vraagt Steven Pont terecht aandacht voor in een interessant artikel van zijn hand.

Nog los van de meer algemene vraag in hoeverre een 12-jarige vanuit het oogpunt van de ontwikkelingspsychologie überhaupt in staat is om de gevolgen te overzien van een ingrijpende beslissing als David maakte, is het de vraag in hoeverre David zich vrij een mening kan vormen. Hij zit namelijk gevangen tussen het kamp van moeder, dat behandeling in het alternatieve circuit predikt, en het kamp van vader, dat drukt op behandeling in het medische circuit. En die twee kampen bevechten elkaar. Dat zijn ongekende krachten waaraan David wordt blootgesteld. Heeft dat geen invloed op de vrijheid waarin David zijn standpunt heeft moeten innemen? David woont in het kamp van moeder en is daarom loyaal aan haar. Hij heeft immers het meeste met haar te maken.

Steven Pont vraag in zijn artikel terecht aandacht voor de relationele krachten waarin een kind in een (vecht)scheiding aan wordt blootgesteld. De vraag is of het Gerechtshof deze relationele krachten voldoende heeft meegewogen.

Marie-Louise van As, familierechtspecialist, Van As advocaten