Wanneer moet een echtgenoot toestemming hebben van de andere echtgenoot?

Op grond van de wet (art. 1:88 BW) dienen echtgenoten elkaar toestemming te verlenen voor verplichtingen die het gezin zouden kunnen raken. Dit betekent dat echtgenoten elkaar toestemming moeten geven om bijvoorbeeld een woning te kopen, verkopen, verhuren of met een hypotheek te belasten of voor het doen van bovenmatige giften. Ook dienen echtgenoten elkaar toestemming te geven wanneer zij een overeenkomst aangaan waarin zij zich als borg of medeschuldenaar verbinden en wanneer zij iets op afbetaling kopen.

Zelfs als directeur-grootaandeelhouder (dga) van een B.V. kan het nodig zijn om de toestemming van de echtgeno(o)t(e) te vragen wanneer er bijvoorbeeld een overeenkomst van geldlening wordt gesloten voor iets wat niet tot de normale bedrijfsuitoefening behoort.

Recent heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of een overbruggingskrediet is aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van een vennootschap. (ECLI:NL:HR:2015:3606|). Wat was het geval? De man is dga van een B.V. De man heeft zich in 2011 persoonlijk borg gesteld voor een overbruggingslening van de B.V. bij de bank. De overeenkomst van borgtocht werd door de man getekend in het licht van de acute financiële problemen van de onderneming. Vervolgens ging de onderneming failliet. De bank sprak de man aan op zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht. De echtgenote van de man vernietigde de overeenkomst van borgtocht op grond van het feit dat zij hiervoor haar toestemming niet had verleend.

Het hof oordeelde dat de man de borgtocht had verleend ten behoeve van de uitoefening van het normale bedrijf van de vennootschap zodat geen toestemming van de echtgenote van de man vereist was.

De Hoge Raad oordeelde echter dat anders dan de bestaande kredietverlening aan de onderneming het overbruggingskrediet ertoe strekte de onderneming in staat te stellen op zeer korte termijn extern kapitaal aan te trekken. Zonder dit externe kapitaal zou de beëindiging van de kredietrelatie en het faillissement van de onderneming aanstaande zijn. De omstandigheid dat het overeengekomen overbruggingskrediet mede ertoe strekte de onderneming in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening nog gedurende die te overbruggen periode voort te zetten, ontneemt aan deze rechtshandeling niet haar uitzonderlijke – met de acuut dreigende discontinuïteit van de onderneming samenhangende – karakter.

In de ogen van de Hoge Raad had het Hof onvoldoende in de motivering betrokken dat de kredietovereenkomst – en de daaraan verbonden borgstelling door de man – werd gesloten in verband met de acute financiële problemen van de onderneming. Anders gezegd : het is zeker mogelijk dat een persoonlijke borgstelling, die verstrekt wordt in het kader van een wijziging van de financiering van een onderneming, plaatsvindt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de B.V. maar wanneer de wijziging van de financiering plaatsvindt omdat de onderneming in financiële moeilijkheden verkeert, zal daarvan in de regel niet snel sprake zijn.

Voor ondernemers is het dus van belang goed na te denken of zij bij een wijziging van de financiering van de onderneming de toestemming van hun echtgenote nodig hebben of niet.

Het artikel is in de wet opgenomen om echtgenoten tegen elkaar, in het belang van het gezin te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het onderwerp of de aard daarvan een groot financieel risico met zich brengen.

Hebt u vragen over huwelijksvermogensrecht? Ik ben u graag van dienst!

mr. Astrid Waals, advocaat familierecht.